Origami is het Japanse woord voor papiervouwen. ORI betekent vouwen en GAMI papier. De kunst van het papiervouwen is in Japan ontwikkeld en al heel oud. Bijna net zo oud als het papier zelf. Oorspronkelijk werd het vooral in de tempels en in de kloosters gebruikt. Er werden rituele vouwsels gemaakt, die op speciale feestdagen werden opgehangen of neergelegd.
Deze vouwsels hadden voorgeschreven vouwen en kleuren. Zo ontstonden allerlei traditionele modellen. Japanse vouwmeesters bereiden zich vaak heel goed voor op hun vouwactiviteiten: handen grondig wassen en dan alle rust nemen met het uitgekozen papier in de hand, eerst de tekening grondig bekijken en in gedachten de vouwfasen doornemen. Het is bijna een soort meditatie.
Bij Origami is het kiezen van het juiste materiaal buitengewoon belangrijk en de helft van het resultaat. Eerst oefenen met Japans oefenpapier is een goede zaak. Al doende ondervinden we waar de moeilijke kneepjes zitten en als we dan met het papier van onze keuze aan de slag gaan, ondervinden we niet zoveel problemen meer. Door de eeuwen heen heeft Origami zich over de hele wereld uitgebreid.
Wanneer we bezig gaan met Origami zijn er een aantal zaken waar men op moet letten. Het papier waarmee we vouwen, moet dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- het moet precies vierkant zijn,
- het moet goed plooihoudend zijn,
- het moet niet kreuken op de vouw,
- het moet niet vlug scheuren,
- het moet kleurecht zijn,
- het moet goed tegen lijm kunnen.
Iedereen kan het leren. Een beetje geduld, een leuk voorbeeld en natuurlijk mooi origami papier is het enige, dat u nodig heeft.